Methodiek

Methodologische verantwoording SFK


Gegevens over vijf chronische aandoeningen
Bij de SFK zijn gegevens over geneesmiddelgebruik gerelateerd aan de onderstaande vijf chronische aandoeningen, opgevraagd op basis van de Anatomisch Therapeutisch Chemisch (ATC) classificatie. In de ATC-code worden geneesmiddelen eerst ingedeeld in groepen naar het orgaan of systeem waarop ze werkzaam zijn (eerste letter) en daarna op therapeutische en chemische eigenschappen.

1. Diabetes.

    - Orale antidiabetica (A10B)

2. Hart- en vaatziekten

    - Diuretica (C03);

    - Bètablokkers (C07);

    - Calciumantagonisten (C08);

    - ACE-remmers en angiotensine-II-antagonisten (C09);

    - Cholesterolverlagers (C10).

3. Astma/COPD

     - Onderhoudsmedicatie (R03AC12, R03AC13, R03AK06, R03AK07, R03BA)

4. Depressie

     - Antidepressiva (N06A);

5. ADHD

    - Middelen voor ADHD (N06BA)


 

SFK-cijfers op de TherapietrouwMonitor
Op de website Therapietrouwmonitor.nl zijn de volgende door SFK geleverde gegevens te vinden. Per geneesmiddelgroep, per jaar:

• percentage therapietrouwe patiënten (therapietrouwratio van 80% of hoger),
• gemiddelde therapietrouwratio.

Ook wordt een uitsplitsing van bovenstaande gegevens naar mannen en vrouwen en naar leeftijdscategorieën gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens op regionaal niveau (tweecijferig postcodegebied) en op apotheekniveau getoond.

De periode waarover de gegevens zijn berekend is 2006 tot en met 2010. Per jaar is een steekproef getrokken van alle apotheken met voldoende data zonder patiëntnummerwisselingen:

Jaar     Aantal apotheken  Aantal reguliere gebruikers
2006   1.141                     4.671.748 (62,9%)
2007   1.284                     5.435.406 (64,4%)
2008   1.491                     6.352.000 (64,9%)
2009   1.661                     7.064.134 (65,6%)
2010   1.724                     7.538.693 (66,2%)
 

Gebruikte definities
De KNMP ontwikkelt algoritmen om patiënten op te sporen met aandachtspunten voor extra farmaceutische zorg, zoals therapie(on)trouw.  Het KNMP-algoritme over de therapietrouwratio is toegepast op de SFK-aflevergegevens om de mate van therapietrouw te meten.
 

  • Therapietrouwratio: dit wordt bepaald door te kijken naar de afgeleverde hoeveelheid van het geneesmiddel, uitgedrukt in 'afgedekte dagen', gerelateerd aan het aantal gebruiksdagen in de onderzoeksperiode (een kalenderjaar). Hieruit volgt een therapietrouwratio. Het totaal aantal gebruiksdagen wordt berekend door het aantal dagen te bepalen tussen de datum van de eerste aflevering van medicatie en de datum van de laatste aflevering in dat jaar. Het aantal dagen dat is afgedekt met medicatie wordt bepaald door alle dagen op te sommen van de eerste aflevering tot en met één aflevering voor de laatste aflevering in het jaar. De gebruiksdagen van de laatste aflevering worden dus niet meegenomen. Bij slechts twee afleveringen in het rapportagejaar betekent dit dat alleen de dagen met medicatie op basis van de eerste aflevering meegenomen worden. Per geneesmiddelgroep is het gemiddelde therapietrouwratio berekend. NB: Hiervoor worden alleen de reguliere gebruikers meegenomen. De starters, stoppers en starters die in hetzelfde jaar ook weer gestopt zijn worden buiten beschouwing gelaten.
  • Therapietrouwe patiënt: iemand wordt als therapietrouw beschouwd als die persoon een therapietrouwratio van minimaal 80% heeft.
    De gemiddelde therapietrouw per geneesmiddelgroep geeft geen inzicht in het aantal mensen dat niet al hun medicatie inneemt. Daarom is per geneesmiddelgroep ook het percentage patiënten berekend met een therapietrouw van minimaal 80%. NB: Hiervoor worden alleen de reguliere gebruikers meegenomen. De starters, stoppers en starters die in hetzelfde jaar ook weer gestopt zijn worden buiten beschouwing gelaten.

 

  • Starter: iemand die in de onderzoeksperiode een geneesmiddel uit de betreffende groep heeft gehad, en in de 12 maanden daaraan voorafgaand geen enkel middel uit die groep heeft gehad.
  • Stopper: iemand die in de laatste 3 maanden van de onderzoeksperiode geen enkel middel uit de betreffende geneesmiddelengroep heeft gehad.
    Starter die stopt: iemand die in de onderzoeksperiode zowel een starter is met de medicatie in kwestie, en ook weer hiermee stopt binnen de onderzoeksperiode.
  • Reguliere gebruiker: iemand die in de onderzoeksperiode een geneesmiddel uit de betreffende groep heeft gehad, geen starter is (i.e. die in de 12 maanden daarvoor al eens een middel uit de groep heeft gehad) en geen stopper is (i.e. die in de laatste 3 maanden van de onderzoeksperiode een middel uit de groep heeft gehad).
  • Passant: iemand die in een periode van 2 jaar één voorschrift (ongeacht het geneesmiddel) verstrekt heeft gekregen of eenmalig verschillende voorschriften in maximaal vier opeenvolgende dagen.
  • Niet-recente patiënt: een patiënt is ‘niet-recent’ wanneer zij in de laatste vier maanden voor de einddatum geen verstrekking van enig geneesmiddel heeft gehad.
    Passanten en niet-recente patiënten zijn uitgesloten van de analyses, omdat voor hen niet duidelijk is of zij eventueel geneesmiddelen bij een andere apotheek ophalen.



Kanttekeningen bij gegevens van SFK
Bij de gegevens op regionaal niveau bevat het tweecijferig postcodegebied 99, naast de daadwerkelijke postcodes 9900 t/m 9999, ook de gegevens waarbij de postcode ontbreekt (missende waarde in de data). Dit onderscheid kan niet gemaakt worden.

De SFK volgt standaard het geneesmiddelgebruik van een patiënt binnen een apotheek en niet over apotheken heen. Dat betekent dat bij deze uitkomsten geen rekening is gehouden met de medicatie die een patiënt in voorkomende gevallen in een andere apotheek heeft verkregen. Het effect hiervan is groter in populaties die keuze hebben tussen meerdere apotheken, in populaties met veel vakantiegangers of ziekenhuisopnames. Dit kan leiden tot een overschatting van de therapieontrouw (of onderschatting van de therapietrouw).