Samenvatting cijfers samenwerking zorgverleners

Een patiënt met een chronische aandoening heeft vaak meer dan één zorgverlener. Het is dan fijn als deze op één lijn zitten en de zorg goed afstemmen. Bij een meerderheid van patiënten met een chronische aandoening is dit ook het geval. In 2011 zijn de ervaringen van patienten met de samenwerking en afstemming tussen zorgverleners iets verbeterd ten opzichte van eerdere jaren. Toch is er nog steeds ruimte voor verbetering.
 

Gebrekkige samenwerking tussen zorgverleners kan een risico zijn voor het gebruik van geneesmiddelen. Bijvoorbeeld als een patiënt tegenstrijdige informatie krijgt over de (bij)werking. De vraag over tegenstrijdige informatie is algemeen gesteld en richt zich niet specifiek op geneesmiddelen. Tegenstrijdige informatie over de behandeling of de zorg kan de patiënt in verwarring brengen en het verkleint de kans op goed innemen van de geneesmiddelen. Dat steeds minder patiënten tegenstrijdige informatie ontvangen is een goed teken. Toch is de groep die zegt dit wel te krijgen nog steeds vrij groot: bijna een derde van alle patiënten. Hierin bestaan wel verschillende tussen chronische aandoeningen. Van alle diabetici bijvoorbeeld geeft één op de tien patiënten aan weleens tegenstrijdige informatie te ontvangen.

 

Samenwerking zorgverleners

Patiënten met een chronische aandoening moeten geregeld hun verhaal opnieuw vertellen: een kleine 40 procent moet dit (bijna) altijd doen. De helft van de patiënten vindt dan ook dat hun zorgverleners niet altijd op de hoogte zijn van afspraken die zij hebben gemaakt met andere zorgverleners. Wel vindt een meerderheid (60 %) dat zorgverleners met elkaar goede afspraken maken. Voor patiënten met reuma of diabetes ligt dit nog hoger, op 80 procent. Diabetici hoeven ook minder vaak hun verhaal opnieuw te vertellen. De goed georganiseerde zorg rondom diabeteszorg lijkt dus zijn vruchten af te werpen. Deze bevinding sluit aan bij eerder onderzoek.


Zorgcoördinator

Mensen zijn vaak zelf nog de coördinator van hun zorg, zo blijkt uit de cijfers van het NPCG. In de zorgstandaarden wordt sinds kort echter het aanstellen van een zorgcoördinator aanbevolen. Bij onderlinge afstemming is het belangrijk om na te gaan wie welke contacten heeft met de patiënt. Maar ook wie over de vaardigheden en faciliteiten beschikt om bepaalde onderdelen van zorg te verlenen. Op basis daarvan kan een zorgcoördinator benoemd worden. Dit is een hoofdverantwoordelijke voor de afstemming van zorg tussen verschillende zorgverleners. En deze persoon is tevens het aanspreekpunt voor de patiënt, die ook bij de coördinator terecht kan bij problemen met de afstemming.


Cijfers komen uit verschillende CQI-metingen en van het NPCG. Hierbij is de patiënt zelf gevraagd naar gedrag, ervaringen en meningen op het gebied van geneesmiddelgebruik.