Achtergrond samenwerking

Achtergrond bij onderwerp Samenwerking en afstemming tussen zorgverleners

Een patiënt met een chronische aandoening heeft vaak meerdere zorgverleners. Daarom is een goede samenwerking en afstemming tussen zorgverleners belangrijk. Het maakt de zorg beter en doelmatiger.

Het ministerie van VWS benadrukt het belang van samenwerken met een programmatische aanpak ketenzorg, waarin de patiënt centraal staat [1]. De farmaceutische zorg op zich is nog niet opgenomen in deze aanpak [2]. Maar dat maakt goede afstemming tussen verschillende zorgverleners niet minder belangrijk. Bijvoorbeeld om te voorkomen dat patiënten tegenstrijdige adviezen krijgen over hun medicatie.
 

Negatieve gevolgen
Slechte samenwerking tussen zorgverleners is volgens patiënten één van de belangrijkste oorzaken van medische fouten [3]. Ook voor medicatiefouten in de zorg is gebrekkige afstemming van zorg een belangrijke risicofactor [4]. Dit geldt onder andere bij medicatie-overdracht tussen de eerste en tweede lijn bij opname in en ontslag uit het ziekenhuis. In de nieuwe NZa prestatiebeschrijvingen farmaceutische zorg gaan twee van de tien prestaties over dit onderwerp. Ook in andere prestatiebeschrijvingen is aandacht voor samenwerking tussen de apotheker en andere zorgverleners. Bijvoorbeeld bij de prestatie Medicatiebeoordeling chronisch UR-geneesmiddelengebruik. Hier staat dat als er na evaluatie van het geneesmiddelengebruik van een ouder persoon aanpassingen moeten gebeuren, de apotheker dit moet afstemmen met andere zorgverleners. Genoemde prestaties richten zich vooral op medicatiefouten in de zorg. Maar ook bij de informatievoorziening over inname van geneesmiddelen kan gebrekkige samenwerking tussen zorgverleners een risico zijn. Bijvoorbeeld als een patiënt tegenstrijdige informatie krijgt over de (bij)werking van geneesmiddelen. Dit kan de patiënt in verwarring brengen. Wat de kans op juist innemen van de geneesmiddelen weer verkleint.
 

Kwartiermaker therapietrouw 2008
In 2008 signaleerde de kwartiermaker therapietrouw het gebrek aan samenwerking als een belangrijk knelpunt [5]. Dit komt mede doordat er geen duidelijke probleemeigenaar is. In principe zou elke betrokken zorgverlener vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid het medicijngebruik moeten bewaken. In de praktijk werkt dit echter niet zo. Mogelijke oorzaken voor het gebrek aan samenwerking zijn onder andere:
 

• De lage urgentie van het probleem.
• Het ontbreken van een duidelijke regiefunctie.
• De gescheiden financieringsstructuren van zorgverleners.
• Zorgverleners weten niet goed wat elkaars competenties zijn.
 

Hoe communicatie, begeleiding en ondersteuning rond het medicijngebruik het beste kan worden ingericht, is afhankelijk van de patiënt en de lokale situatie. Wanneer ketenzorg rond een aandoening is georganiseerd, kan therapietrouw daarin worden opgenomen. Bij onderlinge afstemming is het belangrijk om na te gaan wie welke contacten heeft met de patiënt. Maar ook wie over de vaardigheden en faciliteiten beschikt om bepaalde onderdelen van zorg te verlenen.


Initiatieven voor samenwerking
Een belangrijk initiatief voor betere samenwerking is het Farmaco Therapie Overleg (FTO) [6]. Dit is een structureel samenwerkingsverband tussen huisartsen en apothekers. Het bestaat sinds de jaren negentig. Het FTO professionaliseert zich steeds verder. Zo maken en toetsen huisartsen en apothekers binnen het FTO afspraken over het voorschrijven van geneesmiddelen. Sommige zorgverzekeraars vergoeden deelname aan een goed functionerend FTO. Hoewel FTO’s zich voornamelijk richten op het voorschrijfbeleid, komt therapietrouw ook aan de orde. Het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM) heeft voor FTO-groepen verschillende materialen over therapietrouw ontwikkeld. Inmiddels zijn er ook verschillende andere initiatieven voor verbetering van de multidisciplinaire samenwerking. Bijvoorbeeld van het Landelijk Overleg Versterking Eerstelijnszorg (LOVE). Dat heeft het initiatief genomen om een handreiking en een website voor zorgverleners te ontwikkelen binnen de eerste lijn. Een patiënt heeft ook veel te maken met zorgverleners in de tweede lijn. In januari 2010 is de "Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg" gepubliceerd door de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG). In deze Handreiking worden 13 aandachtspunten gegeven voor samenwerking in de zorg in zowel de eerste als tweede lijn.

 

Zorgstandaarden voor verbetering
Zorgstandaarden zijn de basis voor de programmatische aanpak. Er staat in beschreven hoe zorgverleners kunnen samenwerken aan zorg waarin de patiënt centraal staat [7]. Een belangrijke aanwijzing in de zorgstandaard is het vaststellen van een zogenoemde zorgcoördinator. Dit is een hoofdverantwoordelijke voor de afstemming van zorg tussen verschillende zorgverleners. En deze persoon is tevens het aanspreekpunt voor de patiënt, die ook bij de coördinator terecht kan bij problemen met de afstemming.

 

Vooruitgang in afstemming langzaam zichtbaar
Het belang van een goede multidisciplinaire samenwerking wordt breed onderkend. De afstemming over de zorg aan patiënten met een chronische aandoening komt echter traag op gang. In 2003 gaven patiënten aan weinig zicht te hebben op afspraken die zorgverleners onderling maken: zes op de tien patiënten gaven destijds aan niet te weten of er contact of overleg is geweest tussen zorgverleners [8]. Een onderzoek uit 2006 bevestigt dit beeld. Toen vond één op de drie chronische patiënten de afstemming tussen zorgverleners matig of slecht [9]. Diabeteszorg lijkt een succesvolle uitzondering, mede door de ontwikkeling van de zorgstandaard Diabetes [10].

Toch is er vooruitgang zichtbaar. In 2011 vond acht op de tien patiënten met een chronische aandoening de afstemming tussen hun zorgverleners goed tot uitstekend. Ruim zes op de tien patiënten vond daarnaast dat zorgverleners onderling (bijna) altijd goede afspraken maken. Wel blijven er verbeterpunten bestaan. In 2011 gaven bijvoorbeeld vier op de tien patiënten aan dat er niemand als verantwoordelijke is aangewezen voor de afstemming van hun zorg.
 


Referenties:

  1. Tweede Kamer, 2007-2008, 31 200 XVI, nr. 155. Programmatische aanpak van chronische ziekten. [Full text]
  2. Van Dijk L, Wolters I, De Bakker DH. Farmaceutische zorg in de integrale bekostiging. Een analyse op basis van registratiegegevens uit de huisartsenpraktijk. NIVEL:  Utrecht, 2011. [Full text]
  3. NPCG. Meldactie Zuinig met Zorg. Utrecht: NPCF, 2010. [Full text]
  4. Lu CY, Roughead E. Determinants of patient-reported medication errors: a comparison among seven countries. Int J Clin Pract. 2011 Jul;65(7):733-40. [PubMed]
  5. Westein M. Tijd voor een beter gebruik van medicijnen. Aanbevelingen voor een samenhangende en gecoördineerde aanpak van therapietrouw. Utrecht: NPCF, 2008. [Full text]
  6. Dijk L van, Barnhoorn H, De Bakker D. Het Farmaco Therapie Overleg in 1999. Stand van zaken en effecten op voorschrijven. Utrecht, NIVEL, 2001. [Verwijzing]
  7. ZonMw. Zorgstandaarden in model. Rapport over het model voor zorgstandaarden bij chronische ziekten. Den Haag: ZonMW, februari 2010. [Full text]
  8. Baan CA, Hutten JBF, Rijken PM. Afstemming in de zorg. Een achtergrondstudie naar de zorg voor mensen met een chronische aandoening. Bilthoven/Utrecht: RIVM/NIVEL, 2003. [Full text]
  9. Algemene Rekenkamer. Rapport Afstemming in de zorg. Aanpak chronische aandoeningen: twee voorbeelden uit de curatieve zorg. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 842, nrs. 1–2. [Full text]
  10. Algemene Rekenkamer. Rapport Afstemming in de zorg rond chronische aandoeningen, terugblik 2010. Bijlage bij Tweede Kamerstuk 24 170, nr. 111. [Full text]